Wageningen

Aquilegia chrysantha

Iedereen kent wel de akelei: planten met typische gespoorde bloemen in wit-, blauw- of rozetinten. Ze zijn er ook met dubbele bloemen, maar dan is de mooie bloemvorm verloren gegaan. Minder bekend is de gele akelei, Aquilegia chrysantha. Deze Amerikaanse soort valt op doordat de bloemen heel groot zijn en bijzonder lange sporen dragen, een sierlijk geheel. De foto spreekt voor zich.

Bekende rassen zijn Yellow Queen en Denver Gold. Ik kreeg een plant van Yellow Queen die afkomstig was van de Hessenhof en ik ben inderdaad onder de indruk van de bloem. De kleur geel is tamelijk bescheiden, primulageel zeg maar, en daardoor goed in te passen in de border omdat ze met veel andere kleuren te combineren is. Ze zou zeer goed tegen droogte kunnen, wat kan kloppen gezien het feit dat ze uit Mexico en het zuiden van de VS afkomstig is. Een klimaatbestendige plant dus. Een plekje in de zon of halfschaduw is ideaal, waarbij ze in de volle zon in zomerrust kan gaan. Ik houd haar daarom toch maar in de halfschaduw. Ze bloeit in mei en juni en wordt 60 tot 80 cm hoog. Het wegknippen van de uitgebloeide bloemen zou de bloei moeten verlengen, maar ik ga eerst proberen zaad te winnen zodat ik wat meer planten krijg voor in mijn tuin. Overigens wordt gezegd dat ze zich rijkelijk uitzaait, maar ook dat verschillende soorten akelei gemakkelijk met elkaar kruisen.

terug  >

Asimina triloba, de Paw paw

Een fruitboom die je in Nederland nog maar heel weinig tegenkomt is de Pawpaw (Asimina triloba). En dat is jammer want deze boom uit Noord Amerika is volkomen winterhard én ze produceert exotische vruchten, weliswaar in bescheiden aantallen maar met een heerlijke friszoete tropische smaak. Er wordt gezegd dat het een beetje naar ananas smaakt en dat klopt wel. De vruchten hebben een dunne groene schil en grote zaden die los in het vruchtvlees liggen.

Pawpaw-planten zijn de laatste tijd beter verkrijgbaar, misschien doordat ze goed passen in voedselbossen. Wij kochten 14 jaar geleden enkele exemplaren van deze planten bij een gespecialiseerde kweker in het Friese St Annaparochie. Deze kweker entte ze zelf met enthout van geselecteerde pawpaw rassen op zaailing-onderstammen en ze waren niet goedkoop. Maar met verschillende rassen die elkaar bestuiven zou de vruchtzetting beter zijn, dus kochten wij er drie. De planten zouden in de eerste jaren nog niet geheel winterhard zijn, daarom hielden we ze de eerste jaren in pot en pas daarna in de tuin. Daar staan ze nu een jaar of tien, tegen de oostgevel en zijn ca 4,5 meter hoog.

De bloemknoppen worden al in de winter gevormd en geven in april op het kale hout donkerroodbruine, hangende klokjes die door vliegen worden bestoven. In april kan het nog best koud zijn dus voor de zekerheid bestuiven we ze ook zelf met een kwastje. Tot mijn verrassing vond ik op 21 oktober 2020 onder de planten vier afgevallen vruchten, de allereerste. Het duurt dus wel even voordat ze vruchten beginnen te geven. In 2023 droegen ze opnieuw, vijf vruchten dit keer, waarvan de eerste op 11 oktober afviel, het signaal dat ze plukrijp waren. In 2021 en 2022 dus helaas geen vruchten. Misschien hadden ze in 2020 en 2023 baat bij de koele julimaand, wie zal het zeggen?

terug  >

Beesia calthifolia

Ik zag deze prachtige bladplant voor het eerst bij Crûg Farm in Wales. Deze bijzondere kwekerij heeft een prachtig bostuin waar je veel van hun planten in volwassen stadium kunt bewonderen. Beesia calthifolia bedekte daar een goede vierkante meter met glimmend donkergroen, gemarmerd blad dat ook nog eens wintergroen is. In Nederland heb ik deze plant aangeschaft bij Pieters Planten in Wapenveld, daar is ze ook online verkrijgbaar. Op zijn website staat ook een betere foto van de plant.

Beesia is een echte bosplant die houdt van beschaduwde bosgrond: vochthoudende humusrijke grond. In onze tuin op de Wageningse klei hebben we genoeg schaduw en vocht maar echt humusrijk krijgen we het niet, ondanks grote hoeveelheden blad die we in het najaar erop aanbrengen. Daarom houd ik de plant voorlopig maar in de koude kas in een pot met de juiste grondsoort. Daar doet ze het prima en bloeit ze sinds de zomer met kleine witte bloemetjes. Ik bestuif deze door er dagelijks met een vinger overheen te strijken en dat gaat goed want ik heb inmiddels al meer dan 150 zaden kunnen verzamelen. Deze moeten vers gezaaid worden en een koudebehandeling ondergaan voordat ze kunnen kiemen. Ik zaai ze op vochtig koffiefilter-papier in een plastic stripzakje. Zo bewaar ik ze enkele weken bij kamertemperatuur en daarna leg ik het zakje in de koelkast. Komend voorjaar kan ik ze dan uitzaaien en hopelijk wat meer planten krijgen. En dan kan ik ook eens gaan experimenteren met verschillende soorten potgrond en plekjes in de tuin. Wie weet kan ik dan komend jaar ook wel gaan uitdelen op de ruilbeurs.

foto: Beesia calthifolia, bloemetjes, zaadpeultjes met zaden en mijn plant in een pot in de kas

terug  >

Bletilla striata

Deze winterharde Chinese aardorchidee staat al een aantal jaren probleemloos in onze tuin, op een plekje in de halfschaduw, en bloeit daar ieder jaar. De plant vormt wortelstokken met daarop scheuten die eind mei elk een bloemstengel maken met felroze bloemen. Een bloemstengel heeft meerdere knoppen die na elkaar open gaan. Na een paar dagen valt de bloem af en vormt zich een knotsvormige, geribde vrucht met talloze zaadjes. Eigenlijk zijn dit meer sporen dan zaadjes en kun je ze niet gewoon zaaien, mij is het in ieder geval nog nooit gelukt. Hooguit zou je het in vitro kunnen proberen. Maar gelukkig vermeerderen de wortelstokken zich ook prima, zodat ik zo nu en dan wat kan meenemen naar onze ruilbeurs.

foto: De winterharde aardorchidee Bletilla striata groeit en bloeit probleemloos.

terug  >

Brodiaea californica

Dit zomerbloeiend bolgewas kom je niet vaak in tuinen tegen. En toch is het een elegante verschijning met een scherm vol mooie lila bloemetjes. Deze gaan na elkaar open zodat de bloeiwijze lang bloeit. Het blad is bescheiden maar blijft wel mooi groen. Ze zouden 75 cm lang worden, maar dat halen ze bij mij lang niet.

Brodiaea californica komt uit het noorden van Californië, waar ze groeit in open plekken in het bos en in open weides. Je kunt de bolletjes eenvoudig op een zonnig plekje tussen wat lage vaste planten in de grond stoppen, ze komen ieder jaar terug. Ik lees op internet dat ze goed gedraineerd moeten staan en niet erg winterhard zijn, dat kon wel eens de reden zijn dat bij ons op de klei nog maar één bloemstengel te vinden is. Goed afdekken dus, of uitgraven en binnen overwinteren. Wel even wat meer werk, maar dat is deze schoonheid wel waard!

Cardamine quinquefolia

Deze bijzondere voorjaarsbloeiende bodembedekker kocht ik in de zomer van 2016 bij kwekerij Coen Jansen in Dalfsen. Het potje leek leeg, maar Coen keek even naar de kluit en zei dat het een prima exemplaar was. Na de bloei verdwijnt deze plant helemaal onder de grond, dus dat kon wel kloppen. Geschikt voor schaduw, dus daar zette ik hem ook. Het volgende voorjaar kwam er echter niets boven de grond, en het jaar erna niet meer dan een heel klein plantje. Daarom verplaatste ik hem naar een plekje in de halfschaduw, en daar ging het beter. Maar misschien had ik ook gewoon wat langer kunnen wachten want inmiddels weet ik dat hij zich eerst onder de grond goed vestigt voordat hij groeit en bloeit. Het blad en de bloemknoppen verschijnen al in februari en nu, 1 maart, staat hij volop in bloei. Het eerste plantje heeft zich in een jaar of vijf op onze kleigrond uitgebreid tot een mooie groep van een meter doorsnede. Daartussen staan ook nog bosanemonen, die bloeien wat later en ze verdragen elkaar prima. Zaden heeft hij nooit geproduceerd, waarschijnlijk omdat ik maar één genotype heb. Maar hij is wel heel makkelijk te vermeerderen. Na de bloei en nadat het blad is afgestorven steek ik een stuk uit de pol en verdeel de wortelstokjes over een aantal potjes met potgrond. Die zet ik weg op een donkere en vochtige plek achter in de tuin, en in februari heb ik dan weer nieuwe plantjes die eind maart alweer hun blad verliezen. In ieder geval heb ik er onderhand genoeg om ze ook eens mee te nemen naar de ruilbeurs. Wel alleen voor de slimmerik die weet dat het schijnbaar lege potje zoveel moois gaat opleveren.

Centaurea jacea, knoopkruid

Meer inheemse planten in onze tuinen, in het belang van de biodiversiteit. Het is een bekende oproep. Maar ja, die onkruiden zijn nou niet bepaald mooi, toch? Nou, dat valt wel mee. Neem bijvoorbeeld het gewone knoopkruid, Centaurea jacea. Een lila neefje van de fraaie korenbloem (Centaurea cyanus). Deze plant staat altijd zo mooi te bloeien in de berm van de Rooseveltweg dat ik een paar jaar geleden zaad ervan meenam naar huis. Ik kreeg drie zaailingen, die het in het begin moeilijk hadden, want ze werden snel gevonden door een vlindertje waarvan de rupsen van het blad aten. Dit overleefden ze, en daarna gingen ze bloeien. Zo mooi dat ik ze in onze voortuin zette, maar daar was te weinig zon denk ik, zeker in het natte jaar 2024. Ik zag ze er niet meer terug. Gelukkig hadden ze zich uitgezaaid op de zonnige plek waar hun potten hadden gestaan, en dus stond er deze zomer een mooi bosje knoopkruid in bloei langs de rand van ons gazon annex bloemenweitje. Inmiddels zijn ze uitgebloeid en heb ik ze afgeknipt, maar er zijn alweer nieuwe jonge scheutjes gevormd. Er komt dus nog meer. Op onze ruilbeurs kun je de zaden vinden, en anders bij Cruydt Hoeck, die ook de Grote centaurie (Centaurea scabiosa) in het sortiment heeft. Deze zou nog mooier zijn. De zaailing van deze grotere soort staat op de Eng in het zonnetje en doet het daar prima, vooralsnog zonder bloemen. Ik ben benieuwd.

foto: knoopkruid (Centaurea jacea) aan de rand van ons gazon

Crepis rubra

Wie had gedacht dat paardenbloemen ook babyroze kunnen zijn? Of eigenlijk, dat er planten zijn die erg op paardenbloemen lijken, maar dan met roze bloemen? Dat bestaat en deze schoonheid heet Crepis rubra. Ik vond de zaden op internet, ze stellen niet veel voor, het zijn net heel dunne naaldjes. Maar ze kiemden als de beste! Al gauw kon ik meerdere kiemplanten verspenen en opkweken. Deze leken veel op jonge paardenbloemplanten. Zodra ze groot genoeg waren zette ik ze op een zonnig plekje op De Eng. Daar gingen ze al snel bloeien, mede door het warme en droge weer. En ze vormden ook zaad wat ik liet zitten omdat ik wilde dat ze zich uitzaaiden, en omdat ik ook zelf nieuw zaad wilde oogsten. De uitgebloeide bloemen veranderden in bolletjes zaadpluis met van die dunne naaldzaadjes eronder. Missie geslaagd! Ze bloeiden helaas niet heel lang, misschien doordat ik ze zaad liet vormen, en anders door de droge zomer. Maar wat waren ze mooi! Hopelijk volgend jaar genoeg zaailingen. Het enige probleem wordt dan hoe deze te onderscheiden van de jonge paardenbloemen.

foto: Crepis rubra in bloei, en met zaadpluis

Darmera peltata

Jaren geleden zagen wij bij Appeltern een bijzondere plant op een grindstrandje bij een vijver. Het moet voorjaar zijn geweest, want er stonden alleen een paar bloemstengels, maar dan wel hele mooie. Stevige, rechtopstaande stelen van wel een meter hoog, met bovenin platte schermen roze bloempjes. Het leek wat op een zwanenbloem. Géén blad. Gelukkig stond de naam op een bordje erbij: Darmera peltata. 

In het voorjaar van 2020 vond ik de plant bij kwekerij Pieters Planten. Ik zette haar in de droge oever op de hoek van de vijver, tussen de vijver en onze Nothofagus-boom,  in de schaduw. Daarna zag ik er niet zo veel meer van. Het ronde blad bleef klein. Een paar jaar later woei de Nothofagus scheef en moest worden weggehaald. Deze week, 5 jaar na het aanplanten, zag ik opeens een trosje roze knopjes bij die hoek van de vijver. Het zou toch niet…? Maar jawel, de flora incognita-app wist het zeker, dit was Darmera peltata! Inmiddels is de bloemstengel omhoog gekomen en zijn de roze bloemen open gegaan: een plaatje! Ernaast is zelfs nog een tweede bloemstengeltje verschenen. Daaronder zie je een dikke vlezige wortelstok van wel 15 cm lang. Ik zal maar wat van de omringende daslook en irissen weghalen. Internet raadt aan om de plant op vochtige maar goed doorlatende grond te zetten. Dat lijkt mij wat tegenstrijdig, maar veel water geven kan natuurlijk altijd. Tenslotte is het misschien geen toeval dat de plant na de natte zomer van 2024 ineens gaat bloeien.

foto: Darmera peltata, bloemen op 22 april en blad in de zomer

Fritillaria raddeana

Vorig jaar liet iemand een prachtige foto zien van een grote witte fritillaria die een aanwinst zou zijn voor de tuin. Dus kocht ik dit najaar bij Peter Nijssen een bol om het eens te proberen. Ik zette deze volgens de aanwijzingen behoorlijk diep op een prominente plek, de hoek van ons gazonnetje pal voor ons raam. Een plek waar je erover zou kunnen struikelen, ware het niet dat de plant naar het schijnt net als andere Fritillaria’s ook alweer snel onder de grond verdwijnt. Na de winter was het afwachten wat de bol zou gaan doen. Heel lang was er niets te zien, totdat op 11 maart de top van de scheut door de opbollende grond brak. Door het kortdurende, maar extreem warme weer begin maart waren de eerste bloemen al open toen de stengel nog aan het opkomen was. In 10 dagen tijd groeide hij uit tot een fraaie stengel vol roomwitte bloemen. Hij lijkt wel wat op zijn neefje de keizerskroon (maar ik heb nog niets geroken), maar dan in een veel subtielere kleur.

Ik vind het inderdaad een aanwinst, die ik op nog meer plekken wil aanplanten. Dus straks maar weer wat bollen bestellen. En nu maar hopen dat hij jaarlijks gaat terugkomen.

Geranium pratense ‘Mrs Kendall Clark’

Geraniums behoren tot mijn favoriete planten die het in onze tuin gelukkig ook goed doen. Ik vind vooral de soorten met effen bloemen mooi en ben dus geen fan van de geaderde bloemen. Er is echter één uitzondering en dat is Geranium pratense ‘Mrs Kendall Clark’. De adering van deze bloemen is niet donker maar heel licht van kleur, waardoor de lilablauwe bloemen lichter lijken dan ze feitelijk zijn. Ik kocht er vorig najaar twee bij De Batterijen in Ochten voor mijn nieuwe mini-zonnebordertje en zette ze mooi vooraan. En daar doen ze het geweldig. De bloemen worden zelfs enorm hoog en dat klopt ook wel want bij nader inzien staat op internet: 50 tot 70 cm! Hetzelfde zagen we tijdens de busreis in de tuin ‘In liefde Bloeyende’. Deze geranium stond daar te pronken in een bloemenweide tussen hoog gras. En in de Hubertushof stond hij in de bloemenborders met een steunring eromheen. Bij mij vallen ze eerder een beetje om want ik had nog niet op internet gekeken en ze dus niet gesteund. Dat zal ik volgend jaar doen. Na de bloei blijft overigens alleen het blad over en dat lijkt minder hoog te worden.

De witgeaderde vorm is een cultuurselectie van de effen lila bloeiende beemdooievaarsbek (Geranium pratense) die inheems is. Onze bestuivers weten er daarom wel raad mee en ik zie dan ook veel bijen op de bloemen vliegen. Een echte aanrader!

Geranium wlassovianum

Twee jaar geleden ging onze Groei & Bloei-busreis naar Salland en kwamen we ook bij de kwekerij van Arjan Schepers. Dat was op 1 september 2022. Net als de andere busreizigers maakte ik van de gelegenheid gebruik om weer eens een aantal nieuwe soorten aan te schaffen. Een daarvan was Geranium wlassovianum. Ik had hier nog nooit van gehoord maar de soort viel op omdat ze nog laat doorbloeit in een aantrekkelijk kleur blauwpaars. De goed ontwikkelde planten stonden zo stevig in elkaar vastgegroeid dat ik ze niet zelf los durfde te trekken. Dat deed een medewerker van de kwekerij voor mij. Deze plant kreeg thuis een mooi beschut en warm plekje aan de voet van wat jonge leiperen. Ze groeide daar uit tot een mooie bloeiende pol die dit jaar nog groter en mooier werd. In september lag er een krans van bloemen rondom het fris donkergroen en paars aangelopen blad. In de schaduw ’s middags leken de bloemen haast licht te geven. Al met al dus een aankoop om blij van te worden!

Isodon longitubus

Vijftien jaar geleden kochten wij deze plant bij de Hessenhof, toen nog onder de oude naam Rabdosia longituba. Hij kreeg een mooi plekje in de halfschaduw waar hij het goed deed. Maar hij bloeide pas zó laat dat de nachtvorst hem meestal vóór was. De fraaie bloemetjes zagen we dus maar zelden in volle glorie.

De laatste jaren hebben we weinig vroege nachtvorsten meer en daar heeft deze plant duidelijk baat bij. Nu, eind oktober, staat hij weer in volle bloei met grote wolken kleine lilablauwe buisbloemetjes.

In de winter sterft hij af tot de grond en op onze natte kleibodem is het dan vaak einde verhaal. Gelukkig is hij wel heel gemakkelijk te stekken. Dat doen we in het voorjaar, voordat de plant weer naar buiten gaat. We toppen de plant dan om nieuwe stekken te knippen, en om de plant te laten vertakken. De nieuwe stekken houden we het eerste jaar in een grote pot en knippen we een paar keer terug. Het jaar erna hebben we dan een mooie nieuwe plant om stekken van te nemen en in de tuin te zetten. Een beetje omslachtig, maar in het najaar de hele plant uitgraven is ook zo’n gedoe.

Een echte aanrader deze herfstbloeier! De Hessenhof heeft hem nog steeds.

Kadsura japonica

In het pre-brexit tijdperk bestelden we nog zaden bij het Engelse Chiltern Seeds. Een van die soorten was Kadsura japonica. We zaaiden de kleine glimmende niervormige zaden en kregen meerdere zaailingen, die op diverse plekken onze tuin ingingen. Daar, op onze kleigrond, deden de planten het prima, ook, of misschien juist, in de schaduw. Het bleken windende wintergroene klimmers met glanzend donkergroen leerachtig blad dat alleen in heel strenge winters afvalt. Een waardevolle aanwinst, want zo veel wintergroene klimmers zijn er niet. Na enkele jaren begonnen er ook lichtgele, bolronde hangende bloemetjes te verschijnen, op de wat oudere zijtakjes, net kleine kersjes. Even zoeken op Google leerde dat de plant eenslachtig en tweehuizig zou zijn, dus aparte mannelijke en vrouwelijke bloemen op aparte planten. Dat bleek niet te kloppen, wij kregen mannelijke en vrouwelijke bloemen aan dezelfde tak, op al onze planten. Het onderscheid is gemakkelijk te zien, mannelijke bloemen hebben een rode bolronde kern met openingen voor het stuifmeel, vrouwelijke bloemen een geelgroene bolronde kern bezet met stijlen die na bestuiving uitgroeien tot een klompje knalrode besjes. Bij ons duurde het wel even voordat we bessen hadden, eigenlijk pas voor het eerst na een echt hete zomer, en dan ook nog maar een paar. Bestuivers zie je er niet op vliegen, soms een enkele wesp. Waarschijnlijk zijn de bijbehorende insecten in Japan achtergebleven. Ik probeer de bestuiving daarom een handje te helpen met een kwastje. De eerste bessen bevatten ook de bekende harde zaadjes, die goed wilden kiemen. We hebben wat extra planten in onze tuin kunnen zetten, en de rest weggegeven via de ruilbeurs.

foto: Kadsura japonica met opengemaakte vrouwelijke (groen) en mannelijke (rood) bloemen

korstmossen

Deze maand zet ik de korstmossen in het zonnetje omdat ze nu extra opvallen met hun mooie kleuren. Eigenlijk zijn korstmossen geen planten maar samenlevingsvormen van schimmels met algen of blauwalgen. Beide hebben hier voordeel bij, het is dus een symbiose. De algen hebben chlorofyl waardoor ze via fotosynthese uit zonlicht en CO2 suikers kunnen maken, net als planten. De schimmels kunnen dat niet, en kunnen daarom alleen overleven in gezelschap van de alg. Samen vormen ze de typische structuren van ‘hun’ korstmos. Er zijn wereldwijd meer dan 20.000 soorten korstmossen beschreven, van korstvormige tot bladvormige en soorten met uitbundig vertakte vormen zoals ik ze in Noorwegen zag. In Nederland zijn het er ongeveer 700.

Korstmossen groeien overal waar zon en vochtige lucht zijn, op bomen vaak aan de zuidwestkant. Ze gedijen bij schone lucht. Vooral zwaveldioxide is schadelijk, maar ook ammoniak. Gele korstmossen daarentegen gedijen juist bij veel stikstof en worden gebruikt als meetnet voor ammoniak in de lucht.

Korstmossen kunnen zich op verschillende manieren verspreiden. Er kunnen stukjes afbreken of speciale knopjes worden geproduceerd, in beide gevallen met daarin zowel de schimmel als de alg. Je zou ze dus kunnen ‘zaaien’ door een stuk te verkruimelen en op een gunstige plek te leggen. Of de schimmel kan zich via sporen verspreiden, waarna de kiemende sporen op zoek moeten naar hun alg om een nieuw korstmos te kunnen vormen. Die laatste methode zorgt voor meer genetische variatie.

Korstmossen groeien maar heel langzaam, hooguit enkele millimeters per jaar. Je vindt ze dus vooral op wat oudere bomen en bestrating. Op onze oprit zit er een van 4,5 cm, na 20 jaar. Sommige groeien zelfs maar 0,1 mm per jaar. Denk daar maar eens aan als je zo’n eerbiedwaardige hoogbejaarde tegenkomt, die verdient ons respect!

korstmossen kunnen bladvormig (links, Renkumse beekdal), korstvormig (midden, Wageningen) of vertakt (rechts, gevonden in Noorwegen) zijn

Ledebouria cooperi

Vijf jaar geleden waren wij op vakantie in Engeland. Dat was in de hete en droge zomer van 2018. We deden een rondje tuinen en kwekerijen in Norfolk en Suffolk en een van de eerste tuinen die we bezochten was Bressingham Steam Museum & Gardens in Diss. Daar bleven we staan bij een bijzonder plantje dat ons totaal onbekend voorkwam. We zagen een groepje lange en smalle gestreepte blaadjes. Het leek wel een beetje op smalle weegbree, maar dan met glad gestreept blad. Gelukkig stond er een naambordje bij, ‘Ledebouria cooperi’. We namen een foto mee naar huis en zochten naar dit plantje bij elke Nederlandse kwekerij waar we kwamen, maar zonder succes. Tot deze zomer, de tuinmarkt in Hernen. Volkomen onverwacht stond daar een kweker die het plantje aanbood. Hij zei erbij dat het geschikt was voor de rotstuin, mits niet te droog maar wel goed gedraineerd. De plant zou matig winterhard zijn. Even verderop stond nog een kraam die het plantje ook aanbood. We gingen dus met twee potjes naar huis. Een van de plantjes stond in bloei – zie foto.

De potjes bleven de hele zomer buiten op een zonnig plekje en in december begon het blad af te sterven en haalde ik ze naar binnen. Ze zijn nu in winterrust, maar ik verwacht dat ze in het voorjaar weer verschijnen. De bloeitijd zou april-mei zijn. Ik ben benieuwd. Het zal vast wel lukken het plantje te vermeerderen, zodat ik wat mee kan nemen naar de ruilbeurs. Ook wil ik het dan eens in de tuin proberen, wat op onze natte rivierklei niet makkelijk wordt.

Overigens komen we een andere plant van het geslacht Ledebouria wat vaker tegen, Ledebouria socialis of zilverkruid, een kamerplantje met gevlekt blad. Kijk maar eens op google.

Omphalodes cappadocica, Amerikaans vergeet-mij-nietje

Deze prachtige laagblijvende voorjaarsbloeier voor lichte schaduw toont het allermooiste blauw dat er maar is. En: slakken lusten hem niet! Er zijn diverse rassen van in de handel en daarvan vind ik zelf ‘Cherry Ingram’ de mooiste: zuiver blauwe bloemen zonder stipjes, streepjes, bont blad of andere toeters en bellen. Hij heeft wel wat licht nodig, bijvoorbeeld onder bladverliezende bomen of struiken die in de zon staan. Eerder plantte ik hem in de volle schaduw, waar hij in 2020 prachtig bloeide maar vervolgens niet meer terugkwam. Hij is te mooi om het niet nog eens te proberen, dus heb ik nu drie nieuwe plantjes klaar staan, twee voor betere plekjes in de tuin en de derde als reserve en om van te vermeerderen want hij breidt zich langzaam uit met ondergrondse uitlopers. Hij schijnt het vooral goed te doen op bosgrond en ik zit op klei. Best fijne tuingrond maar ik zal er voor deze plant dus veel compost bij moeten doen. Gelukkig is hij nu beter verkrijgbaar dan een paar jaar geleden. Er is overigens nog een soort, Omphalodes verna, daarvan zijn de bloemetjes meer hemelsblauw. En houd je van bont, ook dat bestaat, ‘Starry Eyes’ bijvoorbeeld. Ieder zijn meug.

Pleione, de aardorchidee

Regelmatig worden jonge Pleione-bolletjes aangeboden op de zaden- of stekkenbeurs van onze afdeling. Maar hoe moet je deze nu verzorgen?

Moeilijk is dat niet. Pleiones vragen een luchtige potgrond en in het groeiseizoen voldoende voeding, licht en water. Maar daarbuiten juist niet, ze moeten dus droog overwinteren en hebben dan ook geen licht nodig. Daarnaast hebben ze winterkou nodig om bloemknoppen aan te leggen.

Ik kweek ze daarom in potten, die je gemakkelijk in de winter op een droog plekje buiten weg kunt zetten. Niet te koud, dus bij strenge vorst, zeg kouder dan -10 °C, even in een schuur of garage zetten. Ik maakte eerder eens de fout om ze op een metalen zeef te laten staan terwijl het toch niet heel streng vroor. Daardoor kon de vorst er van onderaf bij, en toen bleek -10°C echt te koud.

Zodra in februari-maart het nieuwe scheutje zichtbaar wordt is de groeifase aangebroken. Je kunt ze dan verpotten in een luchtige mix. Ik gebruik fijne boomschors voor orchideeën vermengd met potgrond. De wortels van het voorgaande jaar zijn afgestorven en kun je verwijderen. De jonge wortels groeien snel uit en zullen de bol weer verankeren. Laat de bovenste helft van de bol uit de grond steken. Als de bol groot genoeg was bestaat het nieuwe scheutje uit een bloemknop en een bladknop. Eerst verschijnt de bloem, en daarna ontwikkelt het blad zich. Kleinere bollen dan ca 2 cm maken alleen blad. De plant moet nu genoeg licht en water krijgen, hij kan gerust in de zon staan. Je kunt ze nu ook wat tomatenmest geven.

In het najaar heeft zich onderaan het blad een nieuwe bol gevormd. De oude bol verschrompelt, maar er worden ook broedbolletjes gevormd die je los op de pot kunt vinden en in de grond kunt zetten. Ze groeien dan in een paar jaar uit tot bollen van een bloeibaar formaat. Grote bollen maken meerdere bladscheuten en dus ook meerdere nieuwe bollen. Zo kun je je voorraad bollen geleidelijk vergroten.

Polemonium caeruleum 'Lambrook Mauve'

De Nederlandse naam van deze planten is Jacobsladder. De wilde vorm hiervan bloeit maar kort en zaait zicht sterk uit. Veel mooier vind ik het steriele ras ‘Lambrook Mauve’. Deze plant had ik jaren geleden ook al eens. Hij bloeide op onze klei altijd prachtig, zij het niet heel lang. Ik denk dat hij te donker stond, of anders waren het de droge zomers, want na een aantal jaren was hij verdwenen. Het lukt me maar niet hem te vinden bij de kwekerijen waar ik kwam. Daarom kocht ik hem vorig jaar online. Er zijn meer fraaie polemoniums die steriel zijn en daardoor lang doorbloeien. Ik kocht daarom ook ‘Sonia’s Bluebell’ en ‘Northern Lights’. En zette ze alle drie bij elkaar op een zonnige plek.

En nu staat de eerste in bloei. Ik denk dat het ‘Lambrook Mauve’ is, maar weet het niet zeker want ik heb de labels nog niet terug kunnen vinden tussen al het groen, en wil de plant ook niet teveel beschadigen. Het zou dus ook nog ‘Sonia’s Bluebell’ kunnen zijn, die lijkt er veel op. ‘Northern Lights’ heeft duidelijk ander blad.

De plant maakt grote overhangende bloemstengels en de plant lijkt daardoor veel groter dan hij is, zeker 60 cm breed. Een aanrader dus. De Hessenhof schrijft trouwens dat polemoniums op zandgrond wat meer in de halfschaduw moeten staan.

foto: Polemonium caeruleum, vermoedelijk 'Lambrook Mauve'

Ratibida columnifera, Mexicaanse zonnehoed

Op zoek naar een plant die het goed zou doen op droge zandgrond in de volle zon kwam ik uit bij de Mexicaanse zonnehoed, Ratibida columnifera. Het zaad was op internet snel gevonden. Ze zijn er in diverse warme kleuren van geel tot rood, ik nam de gele met een bruine ring in het hart. Deze zaaide ik op 20 maart binnen voor, 3 weken later kon ik ze verspenen en na half mei zette ik ze in de volle grond bij onze moestuin op De Eng. In het begin gaf ik ze wat water, maar daarna moesten ze zichzelf redden. En dat deden ze vol overtuiging. Al gauw verschenen de eerste bloemen, en ze bloeien door tot op vandaag. De bloemen lijken inderdaad op Mexicaanse zonnehoeden, een hoge bruine kegel met daaromheen een krans van gele bloemblaadjes. Ze staan op hoge, dunne stengels die verrassend goed rechtop blijven staan. En ze worden veel bezocht door bijen en hommels. De bloemen zijn na enkele weken uitgebloeid. Je kunt ze natuurlijk terugknippen voor een langere bloei, maar dat deed ik niet want de bruine kegels zitten vol met zaad, en ik wil dat ze zich gaan uitzaaien. En natuurlijk veel zaad opleveren voor de zadenruilbeurs komende januari. Steeds als ik er kom neem ik daarom wat van die papieren zaadzakjes mee. Er verschijnen steeds nieuwe bloemen, totdat de plant genoeg zaad heeft gevormd en afsterft. Kortom, een leuke en makkelijke plant voor een zonnig en droog hoekje.

Rhodochiton atrosanguineus, een bijzondere plant

door Tanja Ledoux

Een paar jaar geleden zag ik in de tuin van mijn schoonzus in Chilliwack (bij Vancouver) een klimplant. Ze noemde de eenjarige plant, met prachtige paarse klokjes, de piemelplant… Omdat ik het een erg grappige en mooie klimmer vond, zette ik ‘m op de foto. Eenmaal thuis dacht ik af en toe terug aan haar tuin en de piemelplant. Hoe de plant in werkelijkheid heette, ik had geen idee… Totdat ik in het tijdschrift Groei & Bloei, in een artikel over makkelijke en ‘moeilijke’ zaden, mijn paarse piemelplant op een foto terugzag. Het was dus een ‘Rhodochiton atrosanguineus’, een hele mond vol. En ik kon het zaad bestellen! Zo gezegd, zo gedaan. Het zakje dat arriveerde, was (vond ik) nogal teleurstellend, amper 20 pieppieppiepkleine zaadjes (zo klein als een korrel maanzaad) in een zakje. En dan ook nog in de categorie (aldus G&B) ‘tamelijk moeilijk’. Ik had er weinig fiducie in, want ik ben geen expert in het opkweken van zaden. Vol goede moed ben ik op een middag in februari met pincet en loep heel voorzichtig een paar kleine potjes gaan vullen, bang om met een onhandige niesbui alle zaadjes kwijt te raken. Vervolgens heb ik ze op allerlei manieren vertroeteld, dichtbij de verwarming en met een dosis winterzonneschijn. Daarna afharden, heel voorzichtig, binnen en buiten. Toen kwam het uitpoten, langs een zelf getimmerd rek met fijn kippengaas. Alles verliep voorspoedig, geheel tegen mijn verwachting in. Al snel begonnen ze te klimmen, en toen we in juli na een korte vakantie terugkwamen wemelde het van de prachtige klokjes. Missie geslaagd. Ik liet iedereen mijn piemelplant zien. En nu, 17 december, bloeien de klokjes nog steeds uitbundig. Ik weet niet hoe dat kan, want de bloeitijd zou in september voorbij zijn. Ik ben dus best wel trots! Of gewoon beginnersgeluk.

roos ‘Tottering by Gently’

In onze tuin proberen ook wij wat te doen voor de insecten door vooral bloemen te gebruiken die veel stuifmeel en nectar produceren. Soms zijn dat inheemse soorten zoals knoopkruid, maar er zijn ook rozen die voor dat doel geschikt zijn. Je kunt dan denken aan rassen met open, meestal enkele bloemen. ‘Tottering by Gently’ (letterlijk vertaald: ‘Kalmpjes voorbij slenterend’) is hiervoor heel geschikt. Een kleinbloemige struikroos in een zachte tint geel met een mooi open hart vol meeldraden. De bloemen verschijnen in groepjes aan het topje van de stengel en als je ze na de bloei wegknipt verschijnen er nieuwe zijscheuten met nieuwe bloemen. Aan het eind van de zomer kun je ze ook laten zitten, dan komen er mooie rode botteltjes. Bij elkaar geeft dit een heel natuurlijk beeld in je tuin, heel anders dan de grootbloemige hybriden, die ik overigens ook best wel mooi vind. Ik kan deze roos dus van harte aanbevelen. Het seizoen om rozen met kale wortel te planten loopt nog tot in maart. En houd je niet zo van geel, dan heeft ze ook een witbloemig zusje, ‘Kew Gardens’, dat verder dezelfde eigenschappen heeft.

Smyrnium olusatrum, zwartmoeskervel

Op een van de eerdere Groei&Bloei plantenruilbeurzen in Wageningen kreeg ik een paar zaailingen van zwartmoeskervel (Smyrnium olusatrum). Er werd bij gezegd dat ze afkomstig waren van zaad uit de tuin van Jan Wolkers op Texel. Zwartmoeskervel zou een grotere neef zijn van de bekendere groengele doorwaskervel (Smyrnium perfoliatum) die al in onze tuin staat. Beide soorten zijn koudekiemers en dus was het fijn dat ik direct twee zaailingen had ontvangen. Deze heb ik in potjes verder opgekweekt en in 2023 in de tuin gezet, op een mooie plek in de halfschaduw. De planten groeiden voorspoedig op onze kleigrond, maar ze kwamen nog niet in bloei. Dat gebeurde pas dit voorjaar, en hoe! Al vroeg in het voorjaar ontwikkelde zich een forse bloeistengel die manshoog werd en nu staat de bloeien met diverse hoofd- en zijschermen van talloze groenige bloempjes. Al met al een imposante plant. Waarschijnlijk zal de plant na de bloei zaden vormen en daarna afsterven, we gaan het zien.
Dank aan de gulle gever!

foto: de zaailing van de zwartmoeskervel (Smyrnium olusatrum) uit de tuin van Jan Wolkers op Texel

Talinum paniculatum – Jewels of Opar

En juwelen zijn het! Ik plantte deze soort dit jaar voor het eerst in mijn mini-pluktuintje op de Wageningse klei van de Boomgaarden. De snijbloemen zaaide ik zoals gebruikelijk in zaaibakjes en verspeende ik in P7-potjes, zodat ze in mijn tuinkasje eerst wat groter werden. De 8 Talinum-plantjes gingen uiteindelijk pas op 22 juni de tuin in. Ze waren vrij klein en zagen er best kwetsbaar uit. Toch lieten de slakken ze met rust en groeiden ze snel uit tot mooie stengels vol sappig blad met daarboven heuphoge ijle stengels met lila bloemetjes zo klein als mijn pinknagel. Deze bloeien na elkaar over een periode van meerdere weken en verbloeien tot glimmende rode kraaltjes. Deze kun je als droogbloem gebruiken, waarbij ik hoop dat de kraaltjes mooi blijven glimmen. Ik heb de eerste uitgebloeide stengel net geplukt, dus we gaan het zien. Tot mijn verrassing groeiden de stengels niet alleen mooi uit, ze begonnen ook lustig te vertakken zodat er nu flinke pollen staan met een wolk van bloemetjes en kraaltjes erboven. En als bonus zijn de bladeren ook nog eetbaar! Ik zal vast wel voldoende zaad kunnen verzamelen voor de zadenruilbeurs komend voorjaar.

terug  >